2 October 2023 Voorschoten – Na het incident met de doelman van RKC Waalwijk, Etienne Vaessen, zaterdag 30 september 2023 is er onduidelijkheid over wanneer te starten met reanimatie. Het protocol wanneer te starten met reanimatie is echter ongewijzigd en ook de KNVB volgt deze richtlijnen.
Protocol starten met reanimatie
Men start met reanimeren als een slachtoffer:
Niet reageert op aanspreken en aanschudden, en
Niet ademt, niet normaal ademt, of er is twijfel
Een slachtoffer dat door een klap tegen het hoofd het bewustzijn
verliest en daarbij tevens een snurkende ademhaling heeft, kan mogelijk
zorgen voor twijfel bij hulpverleners. De hoofdkantel-kinliftmethode om
de luchtweg te openen, daarna kijken, luisteren en voelen
of er sprake is van een normale ademhaling kan deze twijfel wegnemen.
Maar mocht er dan nog steeds sprake zijn van twijfel dan is starten met
reanimatie de enige goede optie.
Bij twijfel direct starten met reanimeren
De NRR juicht het toe dat er na de boven beschreven controle bij
twijfel direct gestart wordt met reanimeren. De schade van het niet
starten van de reanimatie wanneer deze wel noodzakelijk is, is vele
malen groter dan wanneer gestart wordt met reanimeren en dit korte tijd
later niet nodig blijkt te zijn. Dit is geen preventief reanimeren zoals het wat ongelukkig is genoemd.
Tong inslikken
De NRR wil tevens graag duidelijk maken dat het inslikken van de tong
niet mogelijk is. Dit is een wijd verspreid misverstand. Bij een
slachtoffer dat buiten bewustzijn is, bestaat wel het risico dat de tong
naar achteren zakt en de luchtweg (gedeeltelijk) blokkeert. Door de
hoofdkantel-kinliftmethode kan de luchtweg worden geopend en kan middels
kijken, luisteren en voelen worden gekeken of sprake is van een normale ademhaling of niet en of zo nodig gestart moet worden met reanimatie.
Meer informatie?
Voor meer informatie kan je terecht op onze website of je kan bellen naar de Nederlandse Reanimatie Raad via 088-732 72 23.
Vanaf 1 januari 2023 gaat HartslagNu burgerhulpverleners weer alarmeren op basis van een geldige scholingsdatum.
Heb jij een cursus gevolgd en een geldig certificaat maar nog geen scholingsgegevens ingevuld of aangepast in je profiel? Doe dit dan zo snel mogelijk.
Heb je nog geen (herhalings)cursus gevolgd doe dit dan via jouw (gebruikelijke) lokale opleider of de Hartstichting en doe dat voor 1 januari 2023 en pas de geldigheidsdatum aan in je profiel.
Misschien heb je wel al een herhalingscursus gevolgd, maar ben je vergeten de geldigheidsdatum van je scholing aan te passen in je HartslagNu-account. Pas de datum dan alsnog aan. Als er geen vervaldatum staat op jouw certificaat neem je hiervoor de datum van de cursus + 1 jaar.
Reanimeren binnen 6 minuten nu mogelijk in heel Nederland
De Hartstichting en HartslagNu noemen het een mijlpaal: in heel Nederland kan binnen 6 minuten worden gestart met reanimeren bij een hartstilstand. Dat is het gevolg van de toename van het aantal burgerhulpverleners.
Er zijn nu 245.000 Nederlanders die zich aangemeld hebben als burgerhulpverlener. Vier jaar geleden waren dat er 170.000. Het aantal AED’s op voor iedereen beschikbare plekken is in die periode zelfs verdubbeld naar 24.000.
Nederland is het enige land met zo’n dekkend systeem, zegt de Hartstichting. Volgens directeur Floris Italianer worden daarmee jaarlijks duizenden levens gered. “Als een reanimatie binnen zes minuten start na de hartstilstand, is er minder kans op hersenschade”, zei hij in het NOS Radio 1 Journaal. “Reanimatie is essentieel om de circulatie van het bloed weer op gang te brengen. Hoe eerder dit gebeurt hoe beter het is.”
Onderzoekers van het Amsterdam UMC hebben onlangs berekend dat de overlevingskans bij een hartstilstand thuis is toegenomen omdat meldkamers niet alleen de ambulance maar ook burgerhulpverleners opriepen. Jaarlijks krijgen landelijk zo’n 17.000 mensen een hartstilstand buiten het ziekenhuis. In de jaren 90 was de overlevingskans 9 procent, nu is dat inmiddels bijna 25 procent.
Iemand heeft een hartstilstand. En dan?
Een omstander belt direct met 112. Op dat moment wordt in de meldkamer het oproepsysteem van vrijwilligers in gang gezet. Dat betekent dat alle burgerhulpverleners in de buurt van het slachtoffer een oproep krijgen via hun telefoon om zo snel mogelijk naar het slachtoffer te gaan of om zo snel mogelijk de dichtstbijzijnde AED op te halen. De ambulance is meestal niet zo snel als een burgerhulpverlener. In de tijd dat de ambulance onderweg is, start de burgerhulpverlener met reanimeren.
Een AED is een draagbaar apparaat dat een schok kan geven bij een hartstilstand. Hierdoor kan het hartritme herstellen. De apparaten hangen in buurten aan buitenmuren, maar ook bij bedrijven, supermarkten en treinstations.
Vanmiddag vieren de Hartstichting en HartslagNu de mijlpaal, waarbij ook koning Willem-Alexander aanwezig is. Vanwege corona wordt het wel een aangepast feest, waarbij de huidige burgerhulpverleners bedankt worden voor hun inzet. Hartstichting-directeur Italianer: “We zullen dan ook weer een oproep doen om burgervrijwilliger te worden, want hoe groter het netwerkwerk van burgerhulpverleners is, hoe meer veiligheid we kunnen bieden.”
Ook blijven de beide organisaties werken aan een verdere verdichting van het AED-netwerk.
Eigenaars van een defibrillator draaien niet langer op voor de kosten van het gebruik. Vanaf volgend jaar kunnen zij de rekening voor het gebruiksklaar maken van het reanimatie-apparaat indienen bij de ambulancedienst, heeft minister Edith Schippers donderdag laten weten.
Defibrillatoren of AED’s hangen op duizenden plaatsen in Nederland, bijvoorbeeld op scholen, in bedrijven en winkels. Als zo’n stroomstootapparaat is gebruikt om de hartslag van een slachtoffer weer op gang te brengen, moeten daarna onder meer de elektroden worden vervangen. Dat kan zomaar 150 euro kosten.
De verzekeraar van het slachtoffer moet dat vergoeden, maar dat komt er vaak niet van. Als het goed afloopt, komt de eigenaar van de defibrillator vaak niet te weten bij wie hij moet aankloppen.
Loopt het slecht af, dan vinden eigenaars het vaak pijnlijk nabestaanden lastig te vallen met de rekening. Dat is na 1 januari voorbij, doordat de ambulancedienst dan de kosten voorschiet.
Onderstaand de commissiebrief Tweede Kamer inzake het verzoek om een stand van
zakenbrief over de declaratie van de gebruikskosten AED’s van minister drs. E.I. Schippers
> Retouradres Postbus 20350 2500 EJ Den Haag
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
Datum 6 juli 2017
Betreft Commissiebrief Tweede Kamer inzake het verzoek om een stand van zakenbrief over de declaratie van de gebruikskosten AED’s
Geachte voorzitter,
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft mij verzocht om uw Kamer te informeren over de stand van zaken van het onderzoek in hoeverre de declaratie van de gebruikskosten van automatische externe defibrillatoren (AED’s) door de Regionale Ambulancevoorziening (RAV) bij de zorgverzekeraar van het slachtoffer kan geschieden.
Aanleiding
Zoals ik uw Kamer eerder heb laten weten heeft het College voor Zorgverzekeringen (CVZ, de rechtsvoorganger van het Zorginstituut Nederland) aangegeven dat bij de financiering van AED’s onderscheid gemaakt moet worden tussen de beschikbaarheidskosten van de apparatuur en de kosten van een daadwerkelijk inzet. De direct aan de inzet van de AED gebonden kosten, kunnen worden gezien als kosten voor geneeskundige zorg, als bedoeld in artikel 2.4 van het Besluit Zorgverzekering, gericht op een individuele verzekerde die redelijkerwijs is aangewezen op deze hulp.
De kosten voor de daadwerkelijk inzet, bijvoorbeeld het vervangen van gebruikte elektroden-pads, vallen dus onder de basisverzekering. Dergelijke kosten kunnen dus gedeclareerd worden bij de zorgverzekeraar van de verzekerde voor wie de AED is ingezet. In de praktijk blijkt dat om verschillende redenen er geen contact tot stand komt tussen de AED-eigenaar en patiënt of zijn verzekeraar. Hierdoor kunnen de gebruikskosten van de AED niet verhaald worden op de patiënt en blijft de AED-eigenaar met deze kosten zitten. Ik vind dit onwenselijk.
Oplossing
Ik heb uw Kamer in de brief ‘stand van zaken moties en toezeggingen zomer 2016[1]’ gemeld dat ik met AZN en ZN had afgesproken om gezamenlijk het idee uit te werken om deze gebruikskosten door de RAV bij de zorgverzekeraar van de patiënt te laten declareren. De AED-eigenaar heeft daarbij rechtstreeks contact met de RAV.
Ik ben voornemens de vergoeding van de gebruikskosten van de AED aan de AED-eigenaar, vanaf 1 januari 2018 rechtstreeks via de RAV mogelijk te maken. De AED-eigenaar vervangt na een inzet van zijn AED zelf zijn electroden-pads. De nota van het weer gebruiksklaar maken van de AED wordt vervolgens door de AED-eigenaar ingediend bij de RAV, die deze nota rechtstreeks betaalt aan de AED-eigenaar. De RAV ontvangt, via de budgetsystematiek ambulancezorg conform de NZa beleidsregel, een vergoeding van de verzekeraar. Hierbij is het goed om op te merken dat de RAV verder geen enkele verantwoordelijkheid draagt voor de distributie en de juiste kwaliteit van de electroden-pads en voor het op tijd vervangen van de electroden-pads.
Deze overzichtelijke afhandeling tussen de AED-eigenaar, RAV en de zorgverzekeraar, dient met zo min mogelijk administratieve lasten geregeld te worden, zodat de afhandeling in verhouding staat tot de omvang van de totale kosten. Ik gebruik de rest van het jaar om deze werkwijze technisch uit te laten werken door de NZa – samen met de RAV’en en zorgverzekeraars – zodat er vanaf 1 januari 2018 een uniforme regeling van kracht kan gaan.
Er zijn aanzienlijke verschillen tussen mannen en vrouwen als het gaat om hartfalen. Mannen krijgen niet alleen vaker hartfalen met een verminderde pompfunctie van het hart dan vrouwen, maar ook ontwikkelt dit hartfalen zich bij hen op jongere leeftijd. Vrouwen hebben een groter risico op het ontwikkelen van hartfalen met behouden pompfunctie.
Vrouwen hebben een betere prognose bij chronisch hartfalen dan mannen. Dit blijkt uit onderzoek van cardioloog Sven Meyer van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Mannen en vrouwen lopen evenveel risico op acuut hartfalen. Hij promoveert op 21 september aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Verschillen tussen mannen en vrouwen zijn een essentieel onderdeel van op het individu toegespitste behandelingen. Het begrijpen van verschillen tussen mannen en vrouwen bij hart- en vaatziekten is van belang voor de verbetering van de klinische behandeling van hart- en vaatziekten en heeft gevolgen voor de ontwikkeling van nieuwe behandelingen.
Doel onderzoek
Het doel van het onderzoek van Meyer was het karakteriseren van verschillen tussen vrouwen en mannen met hartfalen. Bij hartfalen is de pompfunctie van het hart verminderd. Het hart pompt niet genoeg bloed rond en er ontstaan klachten als vermoeidheid of problemen met het vasthouden van vocht. In Nederland zijn ongeveer 140.000 patiënten met hartfalen. Hartfalen is vaak het gevolg van ziekte van de hartspier, cardiomyopathieën genaamd; deze zijn geassocieerd met structurele en functionele afwijkingen. Bepaalde afwijkingen, met name verdikkingen, komen bij mannen veel vaker voor dan bij vrouwen.
Mannen hebben hartfalen vaker en jonger
Uit het onderzoek van Meyer blijkt dat mannen vaker hartfalen met verminderde pompfunctie krijgen en ook op jongere leeftijd. Dit is vooral het gevolg van hartinfarcten. Het kenmerkende voor vrouwen is, dat zij op duidelijk hogere leeftijd hartfalen ontwikkelen dan mannen. Vrouwen hebben een hoger risico op het ontwikkelen van hartfalen met behoud van pompfunctie, ook als rekening is gehouden met de hogere leeftijd en een aantal andere bevestigde cardiovasculaire risicofactoren. Meyer toonde aan dat boezemfibrilleren een specifiek verhoogd risico geeft voor vrouwen voor het ontwikkelen van hartfalen.
Betere prognose voor vrouwen
Meyer ging de klinische kenmerken na van mannen en vrouwen die in het ziekenhuis zijn opgenomen voor hartfalen. Uit zijn studie werd duidelijk dat vrouwelijke patiënten met hartfalen een hogere leeftijd, meer behoud van de pompfunctie van het hart, minder beperking door een bekende ziekte van de kransslagaders, een hogere bloeddruk en meer tekenen van overmatige bloedtoevoer dan mannelijke patiënten lieten zien. Vrouwen hebben een betere prognose dan mannelijke patiënten, ongeacht de verschillen in klinische kenmerken. Maar de biologische achtergrond voor deze betere overlevingskansen van vrouwen met hartfalen bleef onduidelijk. Meyer toont wel aan dat specifieke biomarkers als kenmerken voor verschillende biologische processen zoals ontsteking, bij vrouwen een lagere bloedspiegel laten zien dan bij mannen.
Geen man/vrouw-verschil bij acuut hartfalen
Naast vormen van chronisch hartfalen onderzocht Meyer ook acuut hartfalen. Zijn onderzoek laat zien dat het risico voor mannen en vrouwen bij een acuut hartfalen vergelijkbaar is met mannen. Bovendien toont hij aan dat de uitkomsten in het ziekenhuis en na ontslag in acuut hartfalen vergelijkbaar zijn tussen mannen en vrouwen.
Biomarkers
Volgens Meyer is opvallend dat bepaalde biomarkers bij vrouwen met hartfalen minder hoge concentraties in het bloed laten zien, terwijl deze in het algemeen bij vrouwen juist hogere concentraties hebben. Dit pleit er volgens hem voor om verder te onderzoeken welke biologische processen echt het verschil tussen mannen en vrouwen bij de vormen van hartfalen uitmaken.
Curriculum vitae
Sven Meyer (Wildeshausen, Duitsland, 1977) studeerde Geneeskunde aan de universiteit van Hannover. Hij deed zijn onderzoek in het Thoraxcemtrum van het UMCG. de titel van zijn proefschrift is: ‘Sex differences in heart failure’. Hij werkt nu in het Heart Center Oldenburg (Duitsland) en bij de ‘European Medical School Oldenburg-Groningen’, een uniek samenwerkingsverband tussen Oldenburg en Groningen voor medische opleidingen.
Meer informatie over onderzoek naar verschillen tussen mannen en vrouwen met hartfalen, is te vinden in het bijgaand artikel uit KennisInZicht, het digitale wetenschappelijke magazine van het UMCG
Uit een onderzoek van Japanese dr. Yoshikazu Goto, over hartaanvallen die buiten het ziekenhuis gebeuren, blijkt dat ten minste 35 minuten reanimatie een positieve relatie heeft met de overlevingskansen en het neurologisch herstel van de patiënt.
Dr. Goto vertelt dat de duur van reanimatie vaak onduidelijk is voor ambulancepersoneel en medici: wanneer stop je en wanneer ga je door? In het onderzoek zijn gegevens van 17.238 volwassenen opgenomen, die na een hartaanval zijn gereanimeerd door ambulancepersoneel. 99% van de personen die de hartaanval hadden overleefd, heeft minimaal 35 minuten reanimatie gehad en eveneens zo veel had een gunstig neurologisch herstel.
Hieruit is op te maken dat het goed is om ten minste 35 minuten door te gaan met reanimeren. Ook werd het belang van zo snel mogelijk beginnen met reanimeren wederom benadrukt.
De kracht waarmee iemand een handdruk geeft, kan een indicatie geven over de kans die hij heeft op een hartaanval of een beroerte.
Uit een omvangrijke studie waarover het medische tijdschrift The Lancet bericht, blijkt dat een handdruk een betere manier is om het risico te voorspellen dan het meten van de bloeddruk.
Voor het onderzoek werden 140.000 mensen in zeventien landen vier jaar lang onderzocht. Zij moesten zo hard mogelijk knijpen in een object.
Een slap handje kan duiden op afgenomen spierkracht en een aanwijzing geven van iemands gezondheid, maar tot nu toe was geen direct verband gelegd met de conditie van het hart.
Het verband tussen de kracht van de handdruk en hartaandoeningen bleef ook bestaan als andere factoren in ogenschouw werden genomen, zoals leeftijd, opleidingsniveau, sportiviteit en of iemand rookte of alcohol gebruikte, meldt The Telegraph donderdag.
Op 20 april lanceert de Stichting Reanimatie Noord Nederland een campagne met als doel meer noorderlingen een reanimatiecursus te laten volgen. In deze campagne wordt getoond hoe een hardloper een hartstilstand krijgt. De toegesnelde omstanders weten niet wat ze moeten doen en kunnen hem niet helpen. Hierdoor neemt het risico dat het slachtoffer overlijdt fors toe.
Per week krijgen 300 mensen buiten het ziekenhuis een circulatiestilstand (bijvoorbeeld een hartstilstand). Te vaak loopt dit nog fataal af, onder andere omdat er te laat hulp wordt geboden. Hoe eerder hulp wordt geboden, hoe groter de kans dat een slachtoffer een circulatiestilstand wél overleefd.
Thuis, op school, tijdens het sporten of op uw werk: overal kunt u te maken krijgen met een hart- of ademhalingsstilstand. Krijgt een slachtoffer in de eerste 15 minuten hartmassage en mond-op-mondbeademing, dan stijgen de overlevingskansen. Wanneer er een AED in de buurt is en iemand kan deze toepassen, wordt de overlevingskans nóg groter.
Daarom verzorgt Reanimatie Noord Nederland reanimatiecursussen met AED. Voor individuelen maar ook voor groep en bedrijven. Door een cursus te volgen kunnen deelnemers meteen reanimatie toepassen wanneer nodig.
Meer informatie en/of een cursus volgen
Op de website www.nu-reanimeren.nl staat meer informatie over de campagne en kan de campagnefilm worden bekeken. Op de website kunnen deelnemers zich aanmelden voor beginners- óf herhalingscursussen. De stichting Reanimatie Noord Nederland is ook te bereiken via 050 367 41 99
Na het volgen van een reanimatiecursus kan een deelnemer zelf beslissen of hij zich aanmeldt bij het burgernetwerk. Er zijn geen verplichtingen na het succesvol afleggen van de cursus.
Onderzoekers van het UMC Groningen hebben kort geleden een onderzoek naar buiten gebracht. In dit onderzoek stellen de onderzoekers dat artsen bij jonge drenkelingen die na een half uur reanimatie in het ziekenhuis nog geen hartslag hebben, dat ze de reddingspoging beter kunnen staken.
Meer weten? Lees hier het artikel van de NOS. En lees hieronder het uitgebreide artikel van het onderzoek zelf:
Mensen die buiten het ziekenhuis gereanimeerd zijn en die de hartstilstand overleven, hebben een jaar daarna vaak een goede kwaliteit van leven. Dat blijkt uit het ‘ALASCA-onderzoek’ in Limburg en Noord Brabant. Dat is onder meer te lezen in het nieuwe boek ‘Hart- en vaatziekten in Nederland 2014’ van de Hartstichting.
In Nederland leven 1 miljoen mensen met een hart- of vaatziekte. Jaarlijks krijgen zo’n 16.000 Nederlanders een hartstilstand buiten het ziekenhuis. Niet altijd is iemand daarvan getuige. Gemiddeld worden 7000 à 8000 van hen gereanimeerd. De meeste mensen overleven de hartstilstand en reanimatie niet maar wanneer dit wel het geval is, is de kwaliteit van leven over het algemeen goed. In onderzoeksgebieden in ons land is de overleving bijna 25%.
ALASCA studie
Binnen de ALASCA studie (Activity and Life After Survival of a Cardiac Arrest) die plaatsvond tussen 2007 en 2011, deden 112 patiënten mee aan nader onderzoek naar de kwaliteit van leven na reanimatie bij een hartstilstand buiten het ziekenhuis. Twee weken, drie maanden en een jaar na de hartstilstand kregen zij diverse vragenlijsten voorgelegd.
Patiënten die deelnamen aan dit onderzoek waren ouder dan 18 jaar en hadden geen andere ernstige aandoening die hun levensverwachting kon beïnvloeden.
Kwaliteit van leven na reanimatie
Patiënten geven aan een jaar na de hartstilstand nog last te hebben van vermoeidheid (50%), emotionele problemen (29%) en symptomen van post-traumatische stress (29%).
Patiënten beoordelen hun kwaliteit van leven na een reanimatie over het algemeen als goed; als het gaat om het uitvoeren van dagelijkse activiteiten of participatie in de samenleving scoren zij vergelijkbaar met de situatie vóór de hartstilstand. Bovendien is 72% van de patiënten die vóór de hartstilstand nog werkten, een jaar na die gebeurtenis weer terug aan het werk.
De gevonden cijfers zijn vergelijkbaar met eerdere studies en de internationale literatuur op dit vlak.
Voorwaarden succesvolle reanimatie
De Hartstichting werkt eraan dat het in héél Nederland mogelijk is dat omstanders binnen 6 minuten reanimeren, voordat professionele hulpverleners arriveren. De overlevingskans hangt namelijk direct samen met reanimatie door omstanders en de inzet van een AED, bij voorkeur binnen die 6 minuten. Ook de professionele zorg door het ambulancepersoneel en de behandelingen in het ziekenhuis zoals een koelingsprotocol en een dottertherapie, dragen bij aan de overlevingskans.